CMT gaat het Requiem van Mozart uitvoeren – maar niet de versie die meestal wordt uitgevoerd. Deze keuze lichten we graag nog even toe.
Zoals bekend, overleed Mozart voordat hij zijn Requiem kon voltooien, en daardoor zijn de meeste noten van het stuk zoals we het kennen niet door Mozart geschreven. Van de orkestpartijen is alleen een continuopartij bekend, met hier en daar een korte uitwerking van de andere partijen. De koorpartijen van de eerste delen heeft Mozart wel af kunnen maken. Van de drie laatste delen – Sanctus, Benedictus, Agnus Dei – is er geen noot van Mozart bij.
Anders dan de film Amadeus ons doet geloven, werd het Requiem niet afgemaakt door de op één na beste componist van Wenen (Salieri), maar door de leerlingen van Mozart, voornamelijk door zijn leerling Franz Xavier Süssmayr. Helaas was Süssmayr een beginneling – in de partijen die hij geschreven heeft, hoor je vaak goed dat hier een mindere god aan het werk is.
Door de jaren heen zijn er veel componisten opgestaan om een voltooiing van het Requiem te produceren die iets dichter ligt bij wat een ervaren Weense klassieke componist had kunnen maken – wellicht niet zo goed als Mozart, maar toch van hogere kwaliteit. Er zijn hierbij verschillende stromingen. Sommigen verwijzen alles wat niet door Mozart zelf is geschreven direct naar de prullenbak, waardoor een uitgeklede versie van het Requiem overblijft. Anderen grijpen de voltooiing juist aan om er veel nieuwe muziek aan toe te voegen.
CMT buigt zich over de versie van Robert Levin. Robert Levin (VS, 1947) is concertpianist, musicoloog, componist en Professor of Music aan Harvard University. Hij componeerde onder andere werken voor klarinet, piano en fagot en heeft meerdere achttiende-eeuwse stukken gereconstrueerd en voltooid, waaronder in 1991 het Requiem van Mozart, maar ook de Grote Mis in C van Mozart en enkele cantates van J.S. Bach.
Het Requiem voltooid door Levin behoudt het algemene idee van Süssmayr waar mogelijk, om het publiek ook niet te veel af te schrikken, maar vervangt diens mindere passages waar nodig. In de door Levin voltooide delen merk je als uitvoerende direct dat de partijen fijner om te zingen en te spelen zijn en dat het geheel zowaar ‘Mozart-achtiger’ klinkt. En het leuke is: hoe verder we komen in het stuk, hoe minder Mozart zelf heeft geschreven, dus hoe meer ruimte voor verbetering er is!
Een paar hoogtepunten.
- Lacrimosa met nieuwe(!) Amen-fuga. Mozarts schetsen voor deze fuga werden pas in de jaren 60 teruggevonden. Volgens Levin hoort deze fuga duidelijk in het Requiem thuis, omdat het thema een omdraaiing is van het thema van het openingsdeel.
- Nieuwe versie van het Osanna. De door Süssmayr geschreven versie is ongewoon kort voor een fuga uit deze periode.